Logo Universiteit Utrecht

Docentencommunity TAUU

TAUU Magazine

5 vragen aan genomineerde DocentTalent: Ingmar Swart

Ingmar Swart krijgt vijf vragen voorgeschoteld door Alexei Karas, die kans maakt op de Docentenprijs 2017.

Karas: “Welke docent inspireert jou?”

Swart: “Andries Meijerink. Zijn colleges zijn inhoudelijk van hoog niveau, zijn desondanks zeer toegankelijk, interactief en bevatten humor. Zijn colleges zijn echt een belevenis. En dat zijn ze al jaren lang: ik kan me zijn colleges uit 1999 nog herinneren toen ik als eerstejaars student net in Utrecht kwam. Erg knap. Het zou zeer verdiend zijn wanneer hij de ‘docent-van-het-jaar’ prijs nog eens zou winnen.”

K.: “En wat vind je de ultieme no-go in het geven van onderwijs?”

S.: “Je slecht voorbereiden op een cursus. Studenten pikken feilloos op wanneer een docent niet voldoende boven de stof staat. Daarnaast vind ik het essentieel dat je interesse hebt voor het vak dat je geeft. Als je zelf niet geïnteresseerd/geïnspireerd bent, hoe kun je dan van studenten verwachten dat ze hard studeren?”

K.: “Als je alle tijd en geld had, wat zou je dan aan het onderwijs veranderen?”

S.: “Allereerst wil ik opmerken dat de opleidingen waar ik bij betrokken ben (scheikunde en natuurkunde) al erg goed zijn. Zo staat de bachelor opleiding scheikunde bovenaan de ranking in de Keuzegids Universiteiten van dit jaar.

Een groot voordeel van het Utrechtse onderwijsmodel is dat studenten de mogelijkheid hebben om verschillende disciplines (uit de volle breedte van de universiteit) te combineren. Dat is waardevol en ik ben ervan overtuigd dat dit een belangrijke reden kan zijn voor scholieren om voor een studie in Utrecht te kiezen. De huidige opzet van 4 blokken van 10 weken, met 2 cursussen van 7,5 EC per blok met een beperkte bandbreedte van het aantal contact uren per week heeft echter ook nadelen. Zo lopen we er bij natuurkunde tegen aan dat voor abstracte cursussen (bijvoorbeeld kwantummechanica) 10 weken lang 20 uur per week minder effectief is dan 20 weken van 10 uur. Abstracte concepten hebben simpelweg tijd nodig om in te zinken en die tijd is er in het huidige model onvoldoende. Vanuit mijn werk voor de examencommissie weet ik dat bij wiskunde vergelijkbare problemen spelen. Ander voorbeeld: voor een gedegen opleiding tot chemicus zijn goede practica onontbeerlijk. Het goed en veilig begeleiden van practica is tijdsintensief en ook daar lopen we tegen de huidige grenzen van het model aan. Met andere woorden: ik zie bij bètawetenschappen dat het huidige one-size-fits-all model niet altijd even goed werkt. Het zou niet onlogisch zijn wanneer vergelijkbare problemen ook bij andere opleidingen/faculteiten spelen. Ik zou daarom onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de vrijheid van opleidingen om hun onderwijs optimaal in te richten te vergroten terwijl de mogelijkheid om disciplines te combineren behouden blijft. Dat zal niet triviaal zijn, maar mijns inziens wel belangrijk.”

K.: “Wat zou jouw tip aan andere docenten zijn?”

S.: “Verplaats je in de student. Dit geldt zowel voor inhoudelijke zaken, als voor organisatorische. Bedenk tijdens de voorbereiding wat de knelpunten voor studenten zijn en waarom. Hoe zou je die zelf uitgelegd zou willen krijgen (mede uitgaande van de voorkennis van de studenten) en wat zou je daarbij nodig hebben? Ga vervolgens tijdens de colleges (koffiepauzes!) en werkcolleges met de studenten in gesprek en controleer of jouw aanpak aansluit bij hoe zij studeren. Pas de aanpak zo nodig aan.”

K.: “En tot slot: wat doe jij denk je anders dan andere docenten dat je voor deze prijs genomineerd bent?”

S.: “Deze vraag vind ik moeilijk te beantwoorden. Vraag het vooral aan de studenten die me genomineerd hebben.”


14 maart 2017

U moet ingelogd zijn om te reageren, gebruik het formulier aan de linkerkant om in te loggen met uw solis gegevens.