Lieve Willemijn
Inspanningsverplichting
Lieve Willemijn,
Bij steeds meer cursussen wordt een inspanningsverplichting gehanteerd. Voldoende inspanning houdt in dat opdrachten op tijd zijn ingeleverd; je niet meer dan één keer afwezig bent en je actief deelneemt aan werkcolleges. Wie hier niet aan voldoet, mag niet herkansen.
Als docent worstel ik hiermee. Wat is voldoende inzet, wat is onvoldoende inzet? Moet ik eerst een waarschuwing geven, voordat ik de inspanningsverplichting intrek? Of is het voldoende dat het in de studiewijzer staat vermeld? En wat moet ik aan met studenten die verhaal komen halen?
Heb je tips voor mij?
Groet, V
Lieve V,
Het is natuurlijk al lang geleden – maar ik weet het nog goed! – dat studenten mochten komen aanwaaien wanneer ze wilden. Ook lang studeren was geen enkel punt: ze mochten zo lang over hun studie mochten doen als nodig was, vanuit hun persoonlijk perspectief. Dat is veranderd en voor die verandering waren misschien ook wel erg goede redenen: meer studenten, minder middelen en meer behoefte aan verantwoording over publiek geld (lees hier meer over). Maar ik dwaal af… want inzicht in het waarom van ‘rendement verhogende maatregelen’, zoals huiswerk inleveren en aanwezigheidsplicht, wil nog niet zeggen dat ik je vraag heb beantwoord. Je kunt ‘aanwezigheid en meedoen’ op twee manieren bezien. Als een idiote maatregel die alleen de extrinsieke motivatie van studenten aanspreekt, volstrekt on-academisch is, en studenten niet toevertrouwt hun eigen studie te organiseren. Of als een maatregel die werkt: kennelijk hebben (veel) studenten die stok achter de deur nodig. Als ze zich hebben voorbereid -zo blijkt- kunnen ze beter meedoen, en als ze beter meedoen -zo blijkt- dan vinden ze het leuker en halen ze betere resultaten.
Met dat in het achterhoofd heb ik de volgende praktische tips:
- Leg je dilemma tijdens de eerste werkgroep aan de studenten voor: laat ze zien dat er twee kanten aan het verhaal zitten. Het werkt, maar je vindt het eigenlijk ook wel een beetje ongemakkelijk om als politieagent te functioneren.
- Leg uit wat je onder actieve deelname verstaat: niet alleen de werkgroep hebben voorbereid, maar ook luisteren naar elkaar, reageren op de inhoud van andere studenten en actief in het gesprek betrokken zijn.
- Maar vervolgens: in plaats van verder precies te omschrijven wat ‘actief participeren’ is (x keer afwezig, y keer je mond open doen): laat je die precisering los. Vertel studenten dat ze geacht worden te komen en mee te doen, gewoon, bij álle bijeenkomsten. Laat weten dat je openstaat voor hun problemen (in de ‘huis-tuin-en-keuken zin’ van dat woord) en dat je verwacht dat ze je vertellen waarom ze er een keer niet kunnen zijn of waarom ze zich niet hebben kunnen voorbereiden. Laat je ergernis blijken als je er tijdens de werkgroep achter komt dat een student zich niet heeft voorbereid. ‘Dat is niet de afspraak: ik verwacht dat studenten voor de werkgroep naar me toekomen, of me mailen’ is vaak al voldoende. Het niet vertellen is in ieder geval een minpuntje voor de student. Maak duidelijk dat niet voorbereiden nog niet betekent dat je niet mee kunt doen – ter plekke nadenken is ook participeren.
- Vertrouw op je docenten-intuïtie in het onderscheiden van smoesjes en echte redenen. De smoesjes-vertellers zeg je dat dit één keer kan, maar niet nog een keer. De anderen vertel je dat je erop vertrouwt dat ze de rest van de cursus gewoon weer meedoen.
- Sommige studenten schrikken terug van de onduidelijkheid en zullen berekenend gedrag vertonen: ‘Maar mevrouw, als ik volgende week op vakantie ga en een werkgroep mis heb ik dan wel aan mijn verplichting voldaan?’. Geef als antwoord dat je je aantekeningen bijhoudt en dat na de laatste werkgroep zult vaststellen. En dat je het bovendien aan de student zelf overlaat om te kiezen of hij/zijn wel of niet gaat skiën tijdens de derde onderwijsweek.
In grote vakken, met soms twintig parallelle werkgroepen met meerdere docenten neemt de coördinator de mogelijk onderlinge verschillen voor lief: ook de docent moet vertrouwd worden, en jouw tolerantie ligt wellicht net iets anders dan die van je collega. Het zij zo. Een goede docent, iemand die hier over na heeft gedacht, zoals jij, en een goede coördinator, met wie je dit natuurlijk hebt besproken, kan dat heus wel uitleggen.
Laat je weten of je hiermee in de praktijk uit de voeten kunt?
Groet, Willemijn
U moet ingelogd zijn om te reageren, gebruik het formulier aan de linkerkant om in te loggen met uw solis gegevens.