Lieve Willemijn
Net begonnen als docent en nakijkstress!
Lieve Willemijn,
Ik werk sinds kort als junior docent. Met een functie van 18 uur en een groep van 24 studenten moet ik deze week 24 papers nakijken. Per paper was ik ongeveer 1,5 uur kwijt. Ik wil de studenten natuurlijk graag goed op weg helpen en ze feedback geven waar ze echt iets van leren. Maar dat betekent wel dat het nakijken me 36 uur kost. Dit is lastig te combineren met mijn tweede baan.
Hoe los ik dit op?
Lieve Junior,
Zes-en-dertig uur voor het geven van feedback op 24 papers, dat is dramatisch! Hier gaat iets fout, zelfs als je er niet nog een halve baan naast zou hebben. Ik voel met je mee! Ik weet niet hoe lang de papers zijn, maar ik ken hoogleraren die minder tijd besteden aan het beoordelen van een proefschrift. Mijn boodschap is: breng de nakijktijd terug tot realistische proporties. Prima als je beoordeling van de eerste drie wat langer duurt, maar daarna moet half uur per paper echt genoeg zijn.
Lieve groet,
Willemijn
PS Dit is wat je collega-docenten zeiden over nakijkstress toen ik ze ernaar vroeg:
“Wat mij persoonlijk goed helpt om papers sneller na te kijken, is het werken met een goed uitgewerkte rubric. Een rubric maakt de feedback doelgerichter en het scheelt een hoop schrijfwerk: Je kruist de passende omschrijving voor een specifiek item aan, en verwijst naar een aantal voorbeelden in het paper van waar dat item goed of minder goed is uitgewerkt, ipv dat je overal in het paper aangeeft wat er wel of niet goed is en waarom. Deze manier van nakijken en feedback geven, werkt niet alleen sneller voor mij als docent, maar stimuleert de student naar mijn idee ook meer om zelf meer kritisch te reflecteren om zijn/haar werk. Misschien dat dit de docent ook helpt? Mocht het tijdsissue te accuut zijn om hier nog een rubric bij te betrekken, dan zou van feedback op een wat hoger abstractieniveau” – Het is wel een tijdrovende klus (oh ironie). Doordat je hier vóór de nakijkpiek aan kunt werken, kun je de werkdruk wel meer spreiden.
Om de acute tijdsdruk te beperken:
“Ga vooral niet het hele document zin-voor-zin van commentaar voorzien of corrigeren op taal, spelling of lay-out. Vermijd dat jij het werk van de student gaat doen en iedere zin verbetert of het hele stuk herschrijft.”
“Houd je feedback behapbaar en focus op de 3 belangrijkste punten, anders haakt de student toch af.”
On a more cynical note: “Het heeft weinig zin om veel tijd te besteden aan feedback op de finale versie. Studenten doen daar meestal niets mee.”
“Bedenk dat papers in de regel uit een aantal vaste onderdelen bestaan: vraagstelling, theoretisch kader, analyse, structuur, conclusies, stijl. Kun je per onderdeel kijken wat de student daarmee heeft gedaan, en daarop kort feedback geven?”
“Beoordeel 1 verslag samen met collega-docenten en gebruik dit als gouden standaard.”
Hopelijk helpt dit je wat. Blijf vragen stellen, je collega’s helpen je graag. Het zal je leven aan de UU waarschijnlijk niet stressvrij maken, maar hopelijk krijg je wel wat meer lucht. Sterkte! Oh ja: welkom bij de club!
Reacties
U moet ingelogd zijn om te reageren, gebruik het formulier aan de linkerkant om in te loggen met uw solis gegevens.
Dit vind ik als juniordocent heel herkenbaar. Daarom organiseer ik samen met mede-juniordocenten op 23 januari een symposium om dit soort kwesties (naast werkdruk ook: takenpakket, tijdelijk contract, toekomstperspectief) bespreekbaar te maken. Er komen leden van alle partijen – tot het CvB aan toe. Kom je ook?
https://dub.uu.nl/en/node/217381
Mag ik het even opnemen voor de ‘cynical note’? Waarom is die noot cynisch eigenlijk? Als je bekijkt hoe weinig studenten er naar inzages komen, is het tamelijk realistisch om te zeggen dat veel studenten nauwelijks geïnteresseerd zijn in feedback op hun prestaties. En dat is hun goed recht trouwens. Wij hebben het ideaal dat studenten van cursus a veel leren voor cursus b. Ervaringen van studenten zijn soms anders. Met name als het gaat om schrijven. Leren schrijven betekent voor veel studenten ‘achterhalen welke eisen docent x stelt aan werkstukken’. En dat varieert van: ‘nooit de Times Roman gebruiken en altijd regelafstand 1,5’ en ‘in wetenschappelijke teksten gebruik je nooit ‘ik’ tot ‘citeer vooral veel dode Franse filosofen ook al heb je die zelf nog nooit gelezen’.
Maar belangrijker is het volgende, denk ik. Je moet onderscheid maken tussen feedback en beoordeling. Feedback geef je om studenten iets te laten verbeteren. Een conceptversie bijvoorbeeld. (Daarbij kun je heel goed en zeer effectief gebruik maken van peer feedback, trouwens.) Een eindtoets of paper hoeven studenten niet verbeteren, althans dat is niet het doel. Bij beoordelen ga je systematisch na of een student voldoet aan de eindkwalificaties van een cursus. Daarbij kun je goed gebruik maken van een rubric of een beoordelingsformulier om je oordeel te expliciteren.
Rubrics zijn vrij onbruikbaar als feedbackinstrument. Bij feedback moet je namelijk telkens gaan toelichten waarom iemand in een bepaald vakje van de rubric scoort. Dat schiet niet erg op.
Scoort een studenten onvoldoende op een werkstuk en moet het worden gerepareerd? Dan verandert het toetsmoment in een feedbackmoment. Denk dan na over de vraag welke 3-5 punten de student moet verbeteren om tot een voldoende te komen.
Ik ben het helemaal met Daniel eens. De cynical note is helemaal niet cynisch, maar zou juist centraal moeten staan in het denken over efficient begeleiden. We besteden veel te veel aandacht aan feedback op eindverslagen, terwijl de meeste leeropbrengst uitgaat van feedback die op conceptversies gegeven wordt. Dat moet je dus in cursussen inbouwen en er voldoende tijd voor reserveren in de taakstelling van docenten. Jammer genoeg heeft ‘Lieve Junior’ hier niks meer aan, maar haar cursuscoördinator misschien wel?